aanwijsbaar
Uiterlijk
- Geluid: aanwijsbaar (hulp, bestand)
- IPA: / aɱˈwɛisbar / (3 lettergrepen)
- aan·wijs·baar
- Naamwoord van handeling van aanwijzen met het achtervoegsel -baar.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aanwijsbaar | aanwijsbaarder | aanwijsbaarst |
verbogen | aanwijsbare | aanwijsbaardere | aanwijsbaarste |
partitief | aanwijsbaars | aanwijsbaarders | - |
aanwijsbaar
- aantoonbaar
- De leraar wees de leerling op duidelijk aanwijsbare fouten in het proefwerk.
- Het woord aanwijsbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.