Naar inhoud springen

ontroomde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Marcel coenders (overleg | bijdragen) op 4 dec 2019 om 22:14 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} {{-syll-}} *ont·room·de {{-verb-|0}} {{ovt-enk|ontromen}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • ont·room·de
vervoeging van
ontromen

ontroomde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontromen
    • Ik ontroomde. 
    • Jij ontroomde. 
    • Hij, zij, het ontroomde.