meesterschap
Uiterlijk
- mees·ter·schap
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | meesterschap | meesterschappen |
verkleinwoord | meesterschapje | meesterschapjes |
het meesterschap o
- een vakmanschap
- Dit beroep is een meesterschap.
- het meester zijn
- grootmeesterschap, penningmeesterschap, postmeesterschap, rentmeesterschap, ritmeesterschap, schatmeesterschap
- Het woord meesterschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.