neuro-

Nederlands

Huidig bestand
32

Uitspraak

• Geluid:  neuro-    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• neu·ro-

Woordherkomst en -opbouw

• van het Griekse νεῦρον 'neuros' (oorsronkelijk spier, pees later nerf, zenuw)

Voorvoegsel

neuro-

1. ter vorming van woorden die te maken hebben met de zenuwen

Afgeleide begrippen

   

neuritis neuroanatomie neuroanatomisch neurobiologisch neurochirurg neurochirurgie neurochirurgisch neurocomputer neurocranium neurocybernetica neurofibromatose neurofysiologisch neurofysioloog neurogeen neuroglia neuroleptisch neurolinguïstiek neurolinguïstisch neurologe neuromodulatie neuropaat neuropate neuropathisch neuropeptide neuroplasma neuropsychiater neuropsychiatrie neuropsychiatrisch neuropsychologisch neuropsycholoog neuroradiologie neurotica neuroticus neurotomie neurotoxiciteit neurotoxine neurotroop

Gangbaarheid

• Het woord 'neuro-' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.