nieuwbouw
Uiterlijk
- nieuw·bouw
- samenstelling van nieuw en bouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nieuwbouw | |
verkleinwoord |
de nieuwbouw m
- de bouw van huizen en andere gebouwen.
- Er wordt nieuwbouw gepleegd.
- ▸ De nieuwbouw van de Tweemaster-Kameleon heeft een lange aanloop gehad. De discussie over de nieuwbouw duurt al zo'n twintig jaar. In de gemeenteraad zijn lange debatten geweest over het onderwerp. Zo zijn verschillende locaties aan bod gekomen, maar steeds was er te weinig ruimte voor een brede basisschool met bijbehorende voorzieningen.[1]
- een pas gebouwde wijk.
- De nieuwbouw werd vorig jaar opgeleverd.
- Het woord nieuwbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nieuwbouw" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “School in Oost-Souburg achterstevoren gebouwd: 'Bizar'” (11 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be