bijdehand
Uiterlijk
- bij·de·hand
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bijdehand | bijdehanter | bijdehandst |
verbogen | bijdehante | bijdehantere | bijdehandste |
partitief | bijdehands | bijdehanters | - |
bijdehand
- snel en gevat van reactie
- Het bijdehante meisje haalde allemaal goede punten voor haar proefwerken.
- ▸ Ik ben slechts een gesjeesde studente kunstgeschiedenis die precies op het verkeerde moment de bijdehante psychologe uit wil hangen.[2]
- brutaal
- De bijdehante jongen had zijn weerwoord gelijk klaar.
bijdehand
- snel en gevat van reactie
- ▸ 'Maar meen je nou echt dat het daar mooier was dan hier?' probeerde hij zo zonder al te bijdehand over te komen.[2]
- Het woord bijdehand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijdehand" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ bijdehand op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 2,0 2,1 “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be