bloesem
Uiterlijk
- bloe·sem
- In de betekenis van ‘bloem waaruit zich later een vrucht ontwikkelt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bloesem | bloesems |
verkleinwoord | bloesempje | bloesempjes |
de bloesem m
- het bloemengeheel van een vruchtboom
- De aanhoudende koude bedreigt de bloesems van Limburgse appelbomen.
- bachbloesemtherapie, bloesemboktor, bloesemboom, bloesemen, bloesemgeur, bloesempedaalmot, bloesemtak, bloesemtherapie, gewone bloesemboktor, grijze bloesemboktor, gulden bloesemboktor, lindebloesemthee
vervoeging van |
---|
bloesemen |
bloesem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloesemen
- Ik bloesem.
- gebiedende wijs van bloesemen
- Bloesem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloesemen
- Bloesem je?
- Het woord bloesem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bloesem" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bloesem" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bloesem op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %