Naar inhoud springen

boomschors

Uit WikiWoordenboek
  • boom·schors
enkelvoud meervoud
naamwoord boomschors boomschorsen
verkleinwoord boomschorsje boomschorsjes

de boomschorsv / m

  1. het dode buitenste deel van de bast van een boom
    • Hoeveel boomschors zou er nou helemaal om zo'n boom heen zitten? 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be