bouwplaats

Nederlands

bouwplaats Groningen

Uitspraak

• Geluid:  bouwplaats    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bouw·plaats

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bouw ww  en  plaats zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bouwplaats	bouwplaatsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bouwplaats v / m

1. (bouwkunde) een plaats waar mensen iets bouwen

   • In China zijn ten minste 67 mensen omgekomen op de bouwplaats van een energiecentrale toen een bouwsteiger instortte. Het ongeluk gebeurde donderdag in Fengcheng, in de oostelijke provincie Jiangxi. Vijf bouwvakkers zijn opgenomen in het ziekenhuis, een persoon is nog vermist.  
   • Twee jaar geleden liep Dirk (roepnaam: Dik) Wessels zelf rond op een bouwplaats in Ede, bij de oplevering van een prefab-huis van zijn bouwbedrijf VolkerWessels. 

Synoniemen

• bouwterrein, werkterrein, bouwput

Vertalingen

    1. een plaats waar mensen iets bouwen   

Duits: Baustelle (de) v

Spaans: sitio de obra (es) m, obra en construcción (es) v

Gangbaarheid

• Het woord bouwplaats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bouwplaats" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.