Naar inhoud springen

bracht teweeg

Uit WikiWoordenboek
  • bracht te·weeg
vervoeging van
teweegbrengen

bracht teweeg

  1. enkelvoud verleden tijd van teweegbrengen
    • Ik bracht teweeg. 
    • Jij bracht teweeg. 
    • Hij, zij, het bracht teweeg.