cake

Nederlands

plakje cake

Uitspraak

• Geluid:  cake    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• cake

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zachte koek’ voor het eerst aangetroffen in 1761

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	cake	cakes
verkleinwoord	cakeje	cakejes

Zelfstandig naamwoord

de cake m

1. (voeding) lichte, zachte koek gemaakt van een beslag van bloem, boter, eieren en suiker, in gelijke hoeveelheden, met een rijsmiddel

   • We kregen cake bij de koffie. 

Hyponiemen

• fruitcake, hasjcake, hotelcake, marmercake, pancake, posthumacake, suikercake

Afgeleide begrippen

• cakebeslag, cakeblik, cakemeel, cakevorm, cakewalk

Vertalingen

    1. luchtig gebak   

Bulgaars: кекс (bg) m Engels: cake (en)

Spaans: bizcocho (es) m, bizcochuelo (es) m, cake (es) m, tarta (es) v, torta (es) v

Gangbaarheid

• Het woord cake staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cake" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  cake (VS)    (hulp, bestand)

enkelvoud	meervoud
cake	cakes

Zelfstandig naamwoord

cake

1. taart, gebak

Frans

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

cake m

1. (spreektaal) opschepper

Schrijfwijzen

• kéké
• kèke