copulatie
Uiterlijk
- co·pu·la·tie
- Naamwoord van handeling van copuleren met het achtervoegsel -atie [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | copulatie | copulaties |
verkleinwoord | - | - |
de copulatie v
- het copuleren
- (formeel) (seksualiteit) geslachtsgemeenschap, paring, coïtus
- entwijze waarbij de schuin afgesneden ent en stam tegen elkaar worden gelegd
- Het woord copulatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "copulatie" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ copulatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -atie in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Formeel in het Nederlands
- Seksualiteit in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 88 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %