getuige
Uiterlijk
- ge·tui·ge
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | getuige | getuigen |
verkleinwoord | getuigetje | getuigetjes |
- (juridisch) iemand die een gebeurtenis heeft meegemaak of op andere wijze, veelal onder ede, een verklaring kan geven ten aanzien van de ware toedracht van een zaak
1. iemand die een gebeurtenis heeft meegemaak of op andere wijze, veelal onder ede, een verklaring kan geven ten aanzien van de ware toedracht van een zaak
- In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1644 [1]
- De aanvoegende wijs van getuigen.
getuige
- kondigt de grondslag aan waarop een uitspraak gedaan wordt
- De Dortherbeek heeft, getuige de sterk slingerende gemeentegrens, in het verleden sterk gemeanderd.
vervoeging van |
---|
getuigen |
getuige
- aanvoegende wijs van getuigen
- Het woord getuige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "getuige" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "getuige" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Voorzetsel in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %