huisorkest

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  huisorkest    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• huis·or·kest

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  huis zn  en  orkest zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	huisorkest	huisorkesten
verkleinwoord	huisorkestje	huisorkestjes

Zelfstandig naamwoord

het huisorkest o

1. (muziek) orkest dat verbonden is met een bepaalde organisatie; orkest verbonden met een bepaald concertgebouw

   ▸ Het Nationale Ballet noemt de vooruitzichten voor het komend seizoen minder gunstig. Zowel het Rijk als de gemeente Amsterdam geeft minder subsidie. Bovendien zit het gezelschap vanaf 1 januari waarschijnlijk zonder orkest. Huisorkest Holland Symfonia dreigt door de bezuinigingen te verdwijnen.

   ▸ Editors is een ongekende publieksfavoriet in Werchter. De groep rond de charismatische frontman Tom Smith is zowat het officieuze huisorkest van Rock Werchter. De groep heeft zich binnen enkele jaren ontwikkeld van grote belofte naar headliner.

2. klein orkest; orkest in kleine bezetting

Synoniemen

• [2] huiskapel, kamerorkest

Gangbaarheid

• Het woord huisorkest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.