haakoog
Uiterlijk
- haak·oog
- samenstelling van haak zn en oog zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haakoog | haakogen |
verkleinwoord | haakoogje | haakoogjes |
het haakoog o
- schroef waarvan de top is verbogen tot een bijna gesloten oog
- Het woord 'haakoog' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "haakoog" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be