Naar inhoud springen

hovedstad

Uit WikiWoordenboek
  • ho·ved·stad
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  hǫfuðstaðr zn 
  • Noors zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel hoved-
Naar frequentie 18756
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hovedstad     hovedstaden     hovedsteder     hovedstedene  
genitief   hovedstads     hovedstadens     hovedsteders     hovedstedenes  

hovedstad, m

  1. (regering) hoofdstad
    «En voldsom snøstorm traff lørdag USAs hovedstad Washington, og har allerede ført til kaos, dødsfall og strømbrudd.»
    Een hevige sneeuwstorm trof zaterdag de Amerikaanse hoofdstad Washington, en heeft reeds geleid tot chaos, doden en stroomuitval.
  2. grootste en belangrijkste stad in of op een gebied
    «Vestlandets hovedstad Bergen er fantastisk når det ikke regner.»
    Bergen als hoofdstad van West-Noorwegen is fantastisch wanneer het niet regent.