influx
Uiterlijk
- in·flux
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | influx | influxen |
verkleinwoord | - | - |
de influx m
- Het woord influx staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "influx" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Boon, C.A. den & D. Geeraerts (red.)Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal 14e druk (2005) Van Dale Lexicografie Utrecht/Antwerpen; cd-rom
- ↑ "Melbourne" in: Algemeen Handelsblad jrg. 61 nr. 18461 (25 april 1888) p. 5 kol 4; geraadpleegd 2015-07-29:
'(...) berichten, dat de Northern Territory van Zuid-Australië met een "influx" van Chineezen in grooten getale bedreigd wordt (...)' - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈɪnˌflʌks/
influx
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 57 %
- Prevalentie Vlaanderen 68 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 6
- Woorden in het Engels met IPA-weergave