juweeltje
Uiterlijk
- (IPA in voorbereiding)
- ju·weel·tje
het juweeltje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord juweel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | juweeltje | juweeltjes |
het juweeltje o dim. tant.
- (kreeftachtigen) Androniscus dentiger een pissebed uit de familie Trichoniscidae . De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1908 door Karl Wilhelm Verhoeff
- Het woord juweeltje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.