kachtel
Uiterlijk
- Geluid: kachtel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɑxtəl / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈkɑχtəɫ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɑxtəɫ/
- (Limburg): /ˈkɑxtəl/
- kach·tel
- Ontleend aan het Middeleeuws-Latijnse capitale ("bezit, [stuk] vee"). Van een Noordfranse vorm catel heeft het Engels ook cattle ("vee").[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kachtel | kachtels |
verkleinwoord | kachteltje | kachteltjes |
- (dierkunde), (West- en Frans-Vlaanderen, Zeeland) een jong van een paard
1. een jong van een paard.
- Het woord 'kachtel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.