pór
Uiterlijk
- pór
pór
- IPA: /pɔːr/
- pór
- (plantkunde)(groente) prei, een look die als groente gegeten wordt
- «Pór potřebuje ke klíčení tmu.»
- Prei heeft voor het kiemen het duister nodig.
- «Pór potřebuje ke klíčení tmu.»
- porie; een microscopisch gaatje
- «Existují muži s romantickýma očima a s vášní v každém póru svého těla.»
- Er bestaan mannen met romantische ogen en met passie in elke porie van je lichaam.
- «Existují muži s romantickýma očima a s vášní v každém póru svého těla.»
- porie; een kleine opening aan het oppervlak van een voorwerp
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | pór | póry |
genitief | póru | pórů |
datief | póru | pórům |
accusatief | pór | póry |
vocatief | póre | póry |
locatief | póru | pórech |
instrumentalis | pórem | póry |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ustav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ustav pro jazyk český AV ČR (1) (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ustav pro jazyk český AV ČR (2) (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ustav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
Categorieën:
- Woorden in het Nedersorbisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersorbisch
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Plantkunde in het Tsjechisch
- Groente in het Tsjechisch
- Mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onbezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch