pass
Uiterlijk
- pass
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘schot van de bal naar een medespeler bij het voetbalspel’ voor het eerst aangetroffen in 1936 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pass | passes |
verkleinwoord | passje | passjes |
- (voetbal) schot naar een speler van hetzelfde elftal
vervoeging van |
---|
passen |
pass
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van passen
- Ik pass.
- gebiedende wijs van passen
- Pass!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van passen
- Pass je?
- Het woord pass staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pass" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pass" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pass op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to pass |
he/she/it | passes |
verleden tijd | passed |
voltooid deelwoord |
passed |
onvoltooid deelwoord |
passing |
gebiedende wijs | pass |
pass
- onovergankelijk, overgankelijk voorbijgaan, passeren
- «He passed he car before him.»
- Hij passeerde de auto voor hem.
- «He passed he car before him.»
- onovergankelijk succes hebben, slagen
- overgankelijk slagen voor
- «He passed all his exams.»
- Hij is geslaagd voor al zijn examens.
- «He passed all his exams.»
- to pass the time
de tijd passeren
- pass away
- to pass away peacefully
vredig overlijden
- «Jim was taken ill and passed away peacefully on 28-02-11.»
- Jim werd ziek en overleed vredig op 28 feb 2011.
- «Jim was taken ill and passed away peacefully on 28-02-11.»
- IPA: /pas/
- pass
pass
- (verouderd)(kaartspel) pas; een deelnemer aan een spel die aangeeft dat hij zijn beurt voorbij laat gaan
pass o
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Voetbal in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 72 %
- Prevalentie Vlaanderen 67 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Werkwoord in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Eufemisme in het Engels
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Bijwoord in het Tsjechisch
- Verouderd in het Tsjechisch
- Kaartspel in het Tsjechisch
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 4
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds