peurder
Uiterlijk
- peur·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peurder | peurders |
verkleinwoord | - | - |
de peurder m
- (beroep) iemand die op paling vist met een peur: een tros wormen die in het water wordt bewogen als lokkertje
- Tegenwoordig is het peuren nog slechts een liefhebberij van een betrekkelijk klein aantal beoefenaren. In maanloze nachten bewegen zij een tros op sajetdraad geregen wormen (zonder vishaken) waarboven een peurlood boven de grond op en neer. Plotseling is daar dan soms de aanbeet van de paling, die ze als een elektrische schok ervaren. Het is dan zaak rustig de peur op te halen en de paling boven een peurnet of tobbe af te schudden. (…) De peurder is en was altijd al de erfvijand van het handjevol beroepsvissers, dat ons land nog rijk is en een tot uitsterven gedoemde stiel lijkt te zijn. [2]
- Het woord peurder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peurder" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
16 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Ruttem, R. van"Vistips. Alweer een nieuw aassoort" in: Het vrije volk jrg. 40 nr. 11432 (15 september 1984); p. 35 kol. 6; geraadpleegd 2019-01-08
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -der in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 41 %
- Prevalentie Vlaanderen 16 %