planeconomie
Uiterlijk
- Geluid: planeconomie (hulp, bestand)
- IPA: /'plɑnekonomi/
- plan·eco·no·mie
- samenstelling van plan zn en economie zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | planeconomie | planeconomieën |
verkleinwoord |
de planeconomie v
- (politiek) (economie) een door de centrale overheid bestuurde economie
- Zelfs Leon Trotski zag plaats voor de markt binnen zijn planeconomie. Precies omdat het een nuttig instrument is, zal de markt niet mee geofferd worden met het marktfundamentalisme. Wellicht is Trump dus niet de ruiter die het einde van het kapitalisme aankondigt. [1]
- (economie) de leer van hoe je een economie als geheel kunt sturen
- Maar Thieme is daarin niet blijven hangen: ze is uit die vissenkom gesprongen. Met haar boek De kanarie in de kolenmijn heeft ze in en buiten Nederland het debat over haar Plan B, de groene planeconomie van de 21ste eeuw, naar zich toegetrokken. Dat gaat zich uitbetalen, ook na 15 maart. [2]
- [2] macro-economie
- [1] markteconomie
- [2] micro-economie
1. (politiek) een door de centrale overheid bestuurde economie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord planeconomie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Politiek in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal