planologie
Uiterlijk
- Geluid: planologie (hulp, bestand)
- pla·no·lo·gie
- In de betekenis van ‘ruimteplanning’ voor het eerst aangetroffen in 1934 [1]
- afgeleid van plan met het achtervoegsel -logie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | planologie | - |
verkleinwoord | - | - |
- (wetenschap) leer van de theorieën, methoden en technieken t.b.v. de ruimtelijke planning (de bestemming en het gebruik van de bodem en gebieden)
1.
- Het woord planologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "planologie" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "planologie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ planologie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
planologie v
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -logie in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Wetenschap in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 76 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 10
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans