polkahaar
Uiterlijk
- pol·ka·haar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | polkahaar | |
verkleinwoord |
het polkahaar o
- haar dat ter hoogte van de onderkant van de oren recht is afgeknipt en soms naar binnen is gedraaid
- ▸ Mijn zus en ik, boven op het duin, waren milde heersers. (Een bebrilde infanta met polkahaar en een bleek broertje.) Ons volk stond aangetreden. De golven zouden ons allen overspoelen.[3]
- Het woord polkahaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "polkahaar" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ polkahaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “De liefdesdroom van een schlemiel” (31 juli 2015), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be