staren
Uiterlijk
- sta·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
staren |
staarde |
gestaard |
zwak -d | volledig |
staren
- inergatief langdurig naar één punt kijken, soms zonder iets op te merken
- Je kunt nog lang naar deze bladzijde staren, maar wiskunde leer je er niet van.
- ▸ Glazig staarde ik voor me uit terwijl de suikers, vetten en zout in mijn bloedstroom terecht kwamen.[3]
- ▸ Iemand bood me een biertje aan, er werd luidkeels gezongen, er werden grappen gemaakt en mensen staarden moe het vuur in.[3]
- met grote ogen staren
heel verbaasd of heel bang zijn
- Hij werd er een beetje bang van. Kleine Woord trok zijn beide benen op en staarde met grote ogen naar de plek waar hij het vreemde beest verwachtte.[4]
- Het woord staren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "staren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "staren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ staren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 47
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %