spinnen
Uiterlijk
- spin·nen
- [A] In de betekenis van ‘een draad vormen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
- [B] Van het Engelse to spin [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spinnen |
spon / (4,5) spinde |
gesponnen / (4,5) gespind |
klasse 3 | volledig | 1 |
[A] spinnen
- overgankelijk, (techniek), (textiel) een lange draad vervaardigen door enkele vezels in elkaar te vervlechten
- ▸ 'Ruwe' wol, waarvan men woldraad wilde maken, moest met de hand worden gesponnen.[4]
- ineendraaien
- inergatief (van katten) een snorrend geluid maken, snorren
- De kat lag te spinnen.
- (van oplossingen of vloeistoffen) draderig worden
[1] "een lange draad vervaardigen door enkele vezels in elkaar te vervlechten"
- Ergens garen bij spinnen
Van iets profiteren
1. een lange draad vervaardigen door enkele vezels in elkaar te vervlechten
2. snorren, een brommend geluid maken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spinnen |
spinde |
gespind |
zwak -d | volledig |
[B] spinnen
- (sport) (van voertuigen, ballen enz.) een om zijn as draaiende, rondtollende beweging maken
- De raceauto spinde.
- (natuurkunde) ronddraaien van quantumdeeltjes
- Een spinnend elektron.
- [2] spinelektronica
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spinnen | |
verkleinwoord |
de spinnen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spin
- meervoudsvorm als officiële benaming (spinachtigen) 'echte spinnen' vormen een orde Araneae van geleedpotigen die behoren tot de klasse van de spinachtigen (Arachnida). Andere spinachtigen worden ook wel met de term 'spin' aangeduid, zoals de zeespinnen en de zweepspinnen.
- ▸ Ik aarzelde even, vanwege alle muggen, spinnen en slangen maar was snel om.[5]
- rolspinnen, dwergspinnen, kaardespinnen, webspinnen, wolspinnen, zweepspinnen
- baviaanspin, bodemjachtspin, bodemzakspin, buisspin, celspin, dwergcelspin, dwergkogelspin, fluweelspin, jachtkrabspin, kamspin, kogelspin, komkommerspin, krabspin, loopspin, lynxspin, mijnspin, muisspin, nachtkaardespin, oeverspin, parapluspin, renspin, rolspin, spiraalspin, spoorspin, springspin, stekelpootspin, strekspin, struikzakspin, trechterspin, trilspin, valdeurspin, vogelspin, webwolfspin, wielwebspin, wolfspin, zebraspin, zesoogspin, zweepspin
- Het woord spinnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spinnen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "spinnen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ spinnen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “SPINKLOSJES OF SPINSTEENTJES” (27 februari 2005), Historische Vereniging Nepomuk
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Sterk werkwoord klasse 3 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Textiel in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Natuurkunde in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Meervoudsvorm binnen nomenclatuur in het Nederlands
- Spinachtigen in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %