Naar inhoud springen

velaar

Uit WikiWoordenboek
  • ve·laar
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘klank geproduceerd door contact met het zacht gehemelte’ voor het eerst aangetroffen in 1902 [1]
  • van het Latijnse 'velum' (sluier) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord velaar velaren
verkleinwoord - -

de velaarm

  1. (taalkunde) spraakklank die tegen het zachte gehemelte gevormd wordt
stellend
onverbogen velaar
verbogen velare

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

velaar [3]

  1. (taalkunde) (van spraakklanken) gevormd tegen het zachte gehemelte
13 % van de Nederlanders;
9 % van de Vlamingen.[4]