velaar
Uiterlijk
- ve·laar
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘klank geproduceerd door contact met het zacht gehemelte’ voor het eerst aangetroffen in 1902 [1]
- van het Latijnse 'velum' (sluier) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | velaar | velaren |
verkleinwoord | - | - |
de velaar m
stellend | |
---|---|
onverbogen | velaar |
verbogen | velare |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
velaar [3]
- (taalkunde) (van spraakklanken) gevormd tegen het zachte gehemelte
- Het woord velaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "velaar" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
9 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "velaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ velaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 13 %
- Prevalentie Vlaanderen 9 %