-theek
Uiterlijk
- van het Grieks θήκη thèkè (bewaarplaats, kist) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | -theek | -theken |
verkleinwoord | -theekje | -theekjes |
- ruimte of instelling waarin het door het eerste lid genoemde wordt bewaard en uitgeleend of uitgegeven
|
bewaarplaats
- Het woord '-theek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.