aangifte
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Pronunciation
[edit]Noun
[edit]aangifte f (plural aangiften or aangiftes, diminutive aangiftetje n)
- declaration (taxes, customs, etc.)
- Iedereen moet zijn jaarlijkse aangifte doen voor 1 mei. ― Everyone must file their annual declaration by May 1st.
- De douane vroeg om een aangifte van de goederen. ― The customs asked for a declaration of the goods.
- Het invullen van de aangifte kan ingewikkeld zijn zonder hulp. ― Filling out the declaration can be complex without help.
- report, statement (official account of a crime)
- Ze deed aangifte van de diefstal bij de politie. ― She made a report of the theft to the police.
- Na het incident deed hij onmiddellijk aangifte. ― After the incident, he immediately filed a report.
- De politie nam de aangifte serieus en startte een onderzoek. ― The police took the report seriously and initiated an investigation.
Derived terms
[edit]Descendants
[edit]- → Papiamentu: angefte