Naar inhoud springen

pase: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Zatev (overleg | bijdragen)
uitgebreid, op basis van het Engelse en Limburgse artikel
k →‎top: taalparameter met AWB
 
Regel 6: Regel 6:
# {{sport|lim}} [[passen]]; (de bal) naar een medespeler spelen
# {{sport|lim}} [[passen]]; (de bal) naar een medespeler spelen
{{bijv-2|'''Paas''' mich dae bal 'ns!|'''Pass''' mij de bal eens!}}
{{bijv-2|'''Paas''' mich dae bal 'ns!|'''Pass''' mij de bal eens!}}



{{=dsb=}}
{{=dsb=}}
Regel 13: Regel 12:
{{-syll-}}
{{-syll-}}
* pa·se
* pa·se
{{-noun-|0}}

{{noun-form|pas|dsb|nv=voc|getal=s}}{{noun-form|pas|dsb|nv=loc|getal=s|nohead=1}}
{{-noun-|dsb}}
{{noun-form|pas|nv=voc|getal=s|lang={{S|dsb}}}}{{noun-form|pas|nv=loc|getal=s|lang={{S|dsb}}|nohead=1}}



{{=spa=}}
{{=spa=}}
Regel 24: Regel 21:
{{esverb-form|pasar|pers=3|mood=subj}}
{{esverb-form|pasar|pers=3|mood=subj}}
{{esverb-form|pasar|pers=3|mood=imp|sense=both}}
{{esverb-form|pasar|pers=3|mood=imp|sense=both}}



{{=ces=}}
{{=ces=}}
Regel 31: Regel 27:
{{-syll-}}
{{-syll-}}
* pa·se
* pa·se
{{-noun-|0}}

{{noun-form|pás|ces|nv=voc|getal=s}}{{noun-form|pás|ces|nv=loc|getal=s|nohead=1}}
{{-noun-|ces}}
{{noun-form|pás|nv=voc|getal=s|lang={{S|ces}}}}{{noun-form|pás|nv=loc|getal=s|lang={{S|ces}}|nohead=1}}

{{-syn-}}
{{-syn-}}
# –
# –
# [[pasu]]
# [[pasu]]
{{-noun-|0}}

{{noun-form|pas|ces|nv=voc|getal=s}}{{noun-form|pas|ces|nv=loc|getal=s|nohead=1}}
{{-noun-|ces}}
{{noun-form|pas|nv=voc|getal=s|lang={{S|ces}}}}{{noun-form|pas|nv=loc|getal=s|lang={{S|ces}}|nohead=1}}

{{-syn-}}
{{-syn-}}
# –
# –
# [[pasu]]
# [[pasu]]

{{-verb-|ces}}
{{-verb-|ces}}
{{csverb-form|pást|pers=3|num=s|temp=pres|mode=ind|asp=impf|iso=ces}}
{{csverb-form|pást|pers=3|num=s|temp=pres|mode=ind|asp=impf|iso=ces}}

{{-ana-}}
{{-ana-}}
* [[pesa]]
* [[pesa]]

Huidige versie van 5 sep 2021 om 19:36

  • pa·se

pase

  1. (sport) passen; (de bal) naar een medespeler spelen
    «Paas mich dae bal 'ns!»
    Pass mij de bal eens!


  • pa·se

pase

  1. vocatief enkelvoud van pas
  2. locatief enkelvoud van pas


vervoeging van
pasar

pase

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pasar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pasar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pasar


  • pa·se

pase

  1. vocatief enkelvoud van pás
  2. locatief enkelvoud van pás
  1. pasu

pase

  1. vocatief enkelvoud van pas
  2. locatief enkelvoud van pas
  1. pasu

pase

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord pást