Naar inhoud springen

schaar

Uit WikiWoordenboek
  • schaar
enkelvoud meervoud
naamwoord schaar scharen
verkleinwoord schaartje schaartjes

schaar v/m

  1. (gereedschap) gereedschap waarbij een tweetal langs elkaar snijdende messen een rechte of strakke snede maakt
  2. (zoötomie) de voorste ledematen van een kreeft of krab
  3. menigte, schare
vervoeging van
scharen

schaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharen
    • Ik schaar. 
  2. gebiedende wijs van scharen
    • Schaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharen
    • Schaar je?