schaar
Uiterlijk
- schaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schaar | scharen |
verkleinwoord | schaartje | schaartjes |
- (gereedschap) gereedschap waarbij een tweetal langs elkaar snijdende messen een rechte of strakke snede maakt
- (zoötomie) de voorste ledematen van een kreeft of krab
- menigte, schare
1. gereedschap waarbij een tweetal langs elkaar snijdende messen een rechte of strakke snede maakt
|
|
vervoeging van |
---|
scharen |
schaar
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharen
- Ik schaar.
- gebiedende wijs van scharen
- Schaar!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharen
- Schaar je?
- Het woord schaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Zoötomie in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %