Naar inhoud springen

mega-

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: megameega


Huidig
bestand
54
  • me·ga-

mega-

  1. (natuurkunde) miljoen, de factor 106, (voor een eenheid)
  2. met een buitengewoon formaat of op een heel grote schaal (voor een zelfstandig naamwoord)
    • Door de verdriedubbeling naar vijftien zalen ontstaat een megabioscoop. 
    • De megafraude kostte het conern tientallen miljoenen euro's. 
  3. (jongerentaal) in zeer hoge mate (bij bijvoeglijke naamwoorden en abstracte zelfstandige naamwoorden)
    • Zij is megagoed in wiskunde. 
    • Hij vond het een mega-uitdaging om voor haar te koken. 
  • [1] M
1. enige woorden met mega- in de betekenis 106 die nog ontbreken
3. enige woorden met mega- in de betekenis "in zeer hoge mate" die nog ontbreken


  • me·ga-

mega-

  1. mega-