moord
Uiterlijk
- Geluid: moord (hulp, bestand)
- IPA: / mort / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ˈmʊːrt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈmoːrt/
- (Limburg): /ˈmoːrd/, /ˈmoːr/
- moord
- erfwoord via Middelnederlands mort van Oudnederlands morth, in de betekenis van ‘doodslag met voorbedachten rade’ aangetroffen vanaf 1106/1111 [1] [2] [3]
- [1.1] (Nederland) Wetboek van Strafrecht, art. 289
- [1.2] vermoedelijk onder invloed van de uitdrukking "een moord doen voor" om een sterke begeerte aan te geven
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | moord | moorden |
verkleinwoord | moordje | moordjes |
- (pejoratief) handeling met het doel en het gevolg dat iemand dood gaat
- ▸ De moord van Kaïn op Abel was een gebeurtenis die het begin van het menselijk lijden inluidde, nadat hun ouders door het proeven van de verboden vrucht de zonde in de wereld hadden gebracht.[4]
- (juridisch) opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven beroven
- versterkend voorvoegsel (jongerentaal) als eerste deel van een samengesteld zelfstandig naamwoord drukt uit dat het om een buitengewoon gewaardeerd voorbeeld gaat van wat het tweede deel aanduidt
- ▸ Abbie had het lamé over haar arm gedrapeerd, de zilveren stof viel in plooien neer. 'Prachtig, Reina. Lieve hemel, wat kan je daar een moordjurk van maken!'[7]
- ▸ Een voortreffelijk voorwendsel om je met die moordwagen van mammoeschka een liftje te geven, goed dat je hier naartoe bent komen wandelen.[8]
- ▸ 'Dat moet nogal een vrouw zijn.' 'O, meneer Jake, het is een moordwijf. U zou haar eens moeten zien.' 'Dat zal ook wel gebeuren. In de getuigenbank.'[9]
1.2 drukt uit dat het om een buitengewoon gewaardeerd voorbeeld gaat van wat het tweede deel aanduidt
- de moord op <slachtoffer>
- een moord begaan
- een moord plegen
- [1] een moord doen voorheel erg begeren
- [2] moord en doodslag komen vangrote problemen veroorzaken, grote ruzie veroorzaken
- [1] moord en brand schreeuwengrote verontwaardiging laten blijken
1. handeling met het doel en het gevolg dat iemand dood gaat
vervoeging van |
---|
moorden |
moord
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moorden
- Ik moord.
- gebiedende wijs van moorden
- Moord!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moorden
- Moord je?
- Het woord moord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "moord" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[10] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ moord op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron E. de Jongh“Tot lering en vermaak. Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw.” (1976), Rijksmuseum, Amsterdam, p. 173
- ↑ “Gerede Twijfel - De Maastrichtse martelmoord” (14 juni 2023) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Wouter van Loon“Wel dood, geen moord” (12 maart 2016) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Hella S. Haasse“Kleren maken de vrouw” (2013), Singel Uitgeverijen, ISBN 9789021446547, p. 12
- ↑ Weblink bron “De jury” (2015), A.W. Bruna Uitgevers , ISBN 9789044974140, p. 233
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Versterkend voorvoegsel in het Nederlands
- Jongerentaal in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %