nachtelijks
Uiterlijk
- Geluid: nachtelijks (hulp, bestand)
- IPA: / ˈnɑxtələks / (3 lettergrepen)
- nach·te·lijks
- [bijwoord] afgeleid van nachtelijk met het achtervoegsel -s
- [bijvoeglijk naamwoord] nachtelijk met de uitgang -s
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijwoord
- als het nacht is, elke nacht
- Ik sliep nachtelijks naast Sander.
- Dit bracht hem daadwerkelijk dagelijks en nachtelijks in contact met klassebewuste arbeiders, niet alleen op zijn werk, maar ook aan de IJkaden en op de Tolhuispont die hem, voor zijn baan, overzette naar datzelfde Amsterdam-Noord waar hij ook zijn jonge jaren tussen arbeiderskinderen had doorgebracht. [1]
nachtelijks
- partitief van de stellende trap van nachtelijk
- Dat is iets nachtelijks...
- Juist omdat zij des nachts ieder alleen zijn, heeft hun liefde iets nachtelijks gekregen. [2]
- Het woord nachtelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Elburg, J.G.Geen letterheren. Uit de voorgeschiedenis van de vijftigers. (1987) Meulenhoff, Amsterdam; ISBN 9029038144; p. 93; geraadpleegd 2017-02-24
- ↑ Helman, A.Orkaan bij nacht. 7e druk (1976) Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam; ISBN 9021490064; p 134; geraadpleegd 2017-02-24
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -s in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Bijwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal