nestbouw
Uiterlijk
- nest·bouw
- samenstelling van nest zn en bouw zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nestbouw | |
verkleinwoord |
de nestbouw m
- het maken van een plaats waar volgens hun eieren uitbroeden en hun kuikens voederen
- In de Oostvaardersplassen worden vaker visarenden gezien, maar bijzonder is dat twee exemplaren zo lang bij elkaar blijven. Boswachters zagen vervolgens deze week het vrouwtje met takken vliegen, wat duidt op nestbouw. Na de vogels voorzichtig te hebben gevolgd, werd het nest ontdekt. [1]
- Iedere vogel let bij nestbouw op veiligheid voor eieren en jonkies. Roofvogels en vossen moeten op afstand blijven. Niet voor niets graaft de ijsvogel een gang van vijftig centimeter. En de grote bonte specht - we zien hem vandaag - strijkt na het foerageren eerst even neer op een tak vlakbij het nest. Een blik links, een blik rechts. Geen roofdier in de buurt? Dan hup, snel het nest in. [2]
- Het woord 'nestbouw' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nestbouw" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Reformatorisch Dagblad 24-07-2002 Visarend broedt weer in Nederland
- ↑ NRC Willem Pekelder 19 mei 2017 Een vogelnest is pure architectuur
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be