agogisch

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  agogisch    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ago·gisch

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘m.b.t. de agogiek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1929
• afgeleid van agogie of agogiek met het achtervoegsel -isch

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	agogisch	agogischer
verbogen	agogische	agogischere
partitief	agogisch	agogischers	-

Bijvoeglijk naamwoord

agogisch

1. met betrekking tot de agogie of agogiek

Gangbaarheid

• Het woord agogisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "agogisch" herkend door:

79 %	van de Nederlanders;
74 %	van de Vlamingen.