bouwkeet
Uiterlijk
- bouw·keet
- samenstelling van bouw en keet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwkeet | bouwketen |
verkleinwoord | bouwkeetje | bouwkeetjes |
- tijdelijke en verplaatsbare huisvesting voor bouwvakkers op de bouwplaats
- In Amsterdam raakten twee brandweermannen door vuurwerk gewond aan hun gezicht terwijl ze een brandende scooter aan het blussen waren. In het Drentse Elim greep de ME in omdat een groep van zestig tot zeventig jongeren de brandweer en de politie bekogelden met vuurwerk. De brandweer was uitgerukt om een brandende bouwkeet de blussen.[1]
1. tijdelijke en verplaatsbare huisvesting voor bouwvakkers op de bouwplaats
- Het woord bouwkeet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bouwkeet" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ NRC Bastiaan Nagtegaal 1 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be