huren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  huren    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈhyrə(n) / (2 lettergrepen); /ɦyrə(n)/

Woordafbreking

• hu·ren

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘gebruiken tegen betaling’ voor het eerst aangetroffen in 1240.
• erfwoord: Middelnederlands hūren, ontwikkeld uit Oergermaans *hūzjan-, bij Indo-Europees *kuHs-, waartoe ook Hettitisch kuššan- ‘loon, bezoldiging’ behoort. Evenals Nederduits hüren, Fries hiere en Engels hire ‘huren; in dienst nemen’.

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
huren	huurde	gehuurd
zwak -d	volledig

Werkwoord

huren

1. tegen betaling gebruiken

   • Als je dat behang van de muur wil halen, kan je daar een machine voor huren. 

   ▸ Pogue had een kamer gehuurd waarin we allemaal op de grond konden slapen.

Antoniemen

• lenen

Hyponiemen

• afhuren, inhuren, onderhuren, verhuren

Afgeleide begrippen

   

huurachterstand huurakte huurauto huurbaas huurbeding huurbeleid huurbescherming huurbijdrage huurcommissie huurcompensatie huurcontract huurcorrectie huurder huurfiets huurgenot huurgewenning huurharmonisatie huurhuis huurindexering huurkazerne huurkoop huurkoper huurlast huurleger huurling huurmoord huurmoordenaar huurophaler huurovereenkomst huurpeil huurpolitiek huurprijs huurquote huurrecht huurrendement huurrijtuig huurschade huurschuld huursoldaat huursom huurstaker huurstijging huursubsidie huurteam huurtoeslag huurwaarde huurwet huurwoning

Verwante begrippen

• pachten

Vertalingen

    1. tegen betaling gebruiken   

Afrikaans: huur (af) Arabisch: استأجر (ar) Catalaans: llogar (ca) Chinees: 租 (zh) Deens: hyre (da), leje (da) Duits: mieten (de), heuern (de) Engels: hire (en), rent (en) Esperanto: lui (eo) Faeröers: leiga (fo) Fins: vuokrata (fi) Frans: louer (fr) Fries: hiere (fy) Grieks: αγκαζάρω (el) Hongaars: kiven (hu) Ido: laudar (io) IJslands: leigja (is)

Italiaans: noleggiare (it), affittare (it), prendere in affitto (it) Japans: 賃借 (ja) Koerdisch: کرێ گرتن (ku) Koreaans: 빌려주다 (ko) Noors: leie (no) klassiek Hebreeuws: הלל (hbo) m Papiaments: hir, hür Portugees: contratar (pt), alugar (pt), fretar (pt) Roemeens: închiria (ro) Russisch: нанимать (ru) Spaans: alquilar (es), tomar en alquiler (es), arrendar (es) Surinaams: yuru Tsjechisch: pronajmout (cs) Zoeloe: -qasha (zu) Zweeds: hyra (sv), leja (sv)

Zelfstandig naamwoord

de huren mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord huur

Gangbaarheid

• Het woord huren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huren" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.