ijsje
Uiterlijk
- ijs·je
- Is het verkleinwoord van ijs.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | ijsje | ijsjes |
het ijsje o dim. tant.
- een van roomijs of waterijs vervaardigde lekkernij
- ▸ Ik was overdonderd door alle toeristen in het bezoekerscentrum. Ze arriveerden in bussen, maakten foto’s, kochten ijsjes en snelden in hun witte shirts door naar een volgende attractie.[1]
1. een van roomijs of waterijs vervaardigde lekkernij
het ijsje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ijs
- Het woord ijsje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijsje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig verkleinwoord
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %