jucht
Uiterlijk
- jucht
- Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘soort leer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1609 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jucht | juchten |
verkleinwoord | - | - |
het jucht o
- (afkorting) van juchtleder, juchtleer [3]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord jucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "jucht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).