stagedag
Uiterlijk
- sta·ge·dag
- samenstelling van stage en dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stagedag | stagedagen |
verkleinwoord | stagedagje | stagedagjes |
de stagedag m
- een schooldag die je doorbrengt buiten de eigen onderwijsinstelling en dat je meer praktisch werk doet
- Mijn gedachten gaan terug naar mijn eerste stagedag op een middelbare school. Ik studeerde voor lerares scheikunde. Onno, mijn stagebegeleider en leraar scheikunde, liet mij trots zijn scheikundekabinet zien. Ik zag twee werkende destillatie-opstellingen. ,,Hier maak ik mijn likeur”, zei hij. ,,Een stokerij dus! Mag dat wel?”, vroeg ik. ,,Geen idee”, antwoordde hij. [1]
- Het woord stagedag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stagedag" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC Karin den Heijer 4 oktober 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be