samenspelen
Uiterlijk
- Geluid: samenspelen (hulp, bestand)
- sa·men·spe·len
- samenstelling van samen en spelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
samenspelen |
speelde samen |
samengespeeld |
zwak -d | volledig |
samenspelen [1]
- (spel) onovergankelijk in het spelen samenwerken
de samenspelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord samenspel
- Het woord samenspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Spel in het Nederlands
- Onovergankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal