splitten
Uiterlijk
- split·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
splitten |
splitte |
gesplit |
zwak -t | volledig |
splitten
- overgankelijk splijten, splitsen, uiteendrijven
- Dat splittende haar, daar erger ik me toch zo aan...
vervoeging van |
---|
splitten |
splitten
- meervoud verleden tijd van splitten
- Wij splitten.
- Jullie splitten.
- Zij splitten.
- Wij splitten.
- Het woord splitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "splitten" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 92 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %