tuinbouw
Uiterlijk
- tuin·bouw
- samenstelling van tuin en bouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuinbouw | - |
verkleinwoord | - | - |
de tuinbouw m
- (landbouw), (tuinbouw) vorm van landbouw die zich specifiek toelegt op het intensief wijze telen van groenten, bloemen, planten, bomen, bollen of zaden
- Het Westland staat bekend om zijn tuinbouw.
- tuinbouwbedrijf, tuinbouwer, tuinbouwgebied, tuinbouwkunde, tuinbouwschool, tuinbouwsector, tuinbouwveiling
1. vorm van landbouw die zich specifiek toelegt op het intensief telen van groenten, bloemen, planten, bomen, bollen of zaden
- Het woord tuinbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tuinbouw" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Landbouw in het Nederlands
- Tuinbouw in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %