tafereel
Uiterlijk
- ta·fe·reel
- Leenwoord uit het Middelfrans, geleend als tavlel (zie ook tableau).
- In de betekenis van ‘schildering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1450 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tafereel | taferelen |
verkleinwoord | tafereeltje | tafereeltjes |
het tafereel o
- een gebeurtenis of situatie waarnaar men kijkt
- Hij zag het tafereel voor zijn ogen gebeuren.
- Het woord tafereel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tafereel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "tafereel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tafereel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be