45-jarig
Uiterlijk
- 45-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 45-jarig |
verbogen | 45-jarige |
partitief | 45-jarigs |
45-jarig
- 45 jaren durend
- Het 45-jarig bestaan werd niet gevierd.
- met de leeftijd van 45 jaar
- Bij de brand viel helaas een 45-jarig slachtoffer.
- Het woord 45-jarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.